“U heeft een mooi beroep”, zei het kind tegen de oude bruggenbouwer, ” het moet wel zwaar zijn, bruggen te bouwen.”
“Als men het geleerd heeft, is het niet lastig”, zei de bruggenbouwer. “Bruggen van beton en staal bouwen is gemakkelijk, maar andere bruggen, die ik in mijn dromen bouw, die zijn veel moeilijker”.
“Welke andere bruggen?” vroeg het kind.
De oude bruggenbouwer keek het kind nadenkend aan. Hij wist niet of het kind het begrijpen zou.
Toen zei hij: “Ik wil een brug bouwen van nu naar de toekomst. Ik wil een brug bouwen van de ene naar de andere mens, van het donker naar het licht, van verdriet naar vreugde. Ik wil een brug bouwen van nu naar de eeuwigheid over al het vergankelijke heen”.
Het kind had opmerkzaam geluisterd. Het had niet alles begrepen, maar merkte dat de oude man verdrietig was. Het had niet alles begrepen, maar merkte dat de oude man verdrietig was.
Om hem weer op te vrolijken zei het kind: “Ik geef u mijn brug”! En het kind schilderde voor de bruggenbouwer:
EEN KLEURRIJKE REGENBOOG.